Inleiding
De Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) benoemt in de artikelen 10 tot en met 14 verschillende instemmings- en adviesbevoegdheden. Deze bevoegdheden gelden voor alle medezeggenschapsraden (MR), gemeenschappelijke medezeggenschapsraden (GMR), en hun afzonderlijke geledingen. Maar de vraag rijst: aan welk medezeggenschapsorgaan moet een bestuur bepaalde besluiten voorleggen? Dit vraagstuk bleek in de eerste jaren na de invoering van de WMS niet altijd helder. Veel besturen probeerden vooraf vast te leggen of iets een taak was voor de MR of de GMR. Is dat verstandig of zelfs noodzakelijk?
Reikwijdte van Besluiten

De WMS maakt onderscheid tussen besluiten die van belang zijn voor één school en besluiten die een bredere impact hebben op meerdere scholen binnen een bestuur. Bij zaken die alle of de meeste scholen raken, treedt de GMR op in plaats van de MR (WMS, art. 16, lid 1). In principe kunnen zowel de MR als de GMR instemmings- en adviesbevoegdheden uitoefenen. Het is de reikwijdte van een besluit, niet het onderwerp, die bepaalt of de MR of GMR bevoegd is. Toch blijkt deze keuze in de praktijk vaak minder eenvoudig.
Vooraf Verdeling van Bevoegdheden?
Sommige besturen willen de bevoegdheden al in de medezeggenschapsreglementen verdelen tussen de MR’en en de GMR. De WMS schrijft dit echter niet voor. De wetgever heeft deze verdeling juist bewust open gelaten, omdat schoolbesturen verschillend werken. Door bevoegdheden vooraf vast te leggen, kunnen besturen zichzelf flexibiliteit ontnemen. Besluiten over bijvoorbeeld de organisatie van buitenschoolse opvang zouden in dat geval moeten worden toegewezen aan een MR. Later zou dit echter centraler geregeld willen worden, maar dat vereist dan aanpassing van reglementen. Dit leidt tot onnodige bureaucratie.
Geen Keuze voor Sommige Aangelegenheden
Voor sommige onderwerpen is het onmogelijk om bevoegdheden op voorhand te verdelen. Fusies zijn hier een voorbeeld van. Gaan twee scholen samen, dan heeft de MR instemmingsrecht. Gaan twee besturen samen, dan is de GMR aan zet. In zulke gevallen is het een kwestie van én/én in plaats van of/of. Het vooraf vastleggen van bevoegdheden kan leiden tot conflicten wanneer een medezeggenschapsorgaan zich gepasseerd voelt. Het is verstandiger om de lijst van bevoegdheden voor zowel de MR als de GMR intact te laten, waarbij de keuze voor een orgaan afhankelijk is van het voorgenomen besluit.
Overdracht van Bevoegdheden
De WMS biedt veel vrijheid in hoe medezeggenschap georganiseerd kan worden. Naast MR’en en GMR’en kunnen deelraden voor specifieke locaties of afdelingen worden ingesteld. Ook groeps- of themaraden kunnen worden gecreëerd. Bij deelraden geldt dat als een besluit alleen een locatie raakt, de deelraad bevoegd is. Betreft het een besluit voor de gehele school, dan is de MR bevoegd. In het geval van themaraden wordt een specifieke bevoegdheid van de MR of GMR overgedragen aan de themaraad. Het is daarom belangrijk om in het reglement duidelijk vast te leggen welke bevoegdheden zijn overgedragen en welke behouden blijven.
Tot Slot
De bevoegdheden van MR’en en GMR’en worden vastgelegd in medezeggenschapsreglementen. Deze reglementen moeten door het bestuur aan de betrokken raad worden voorgelegd. Instemming van tweederde van de leden is vereist om het reglement vast te stellen. Bij onenigheid over de opsomming van bevoegdheden kan een medezeggenschapsorgaan weigeren in te stemmen. In dat geval kan het bestuur een geschil aanhangig maken bij de Landelijke Commissie Geschillen WMS.
Conclusie
Flexibiliteit en een duidelijke reikwijdte van besluiten zijn essentieel in het kiezen tussen MR en GMR. Het vooraf vastleggen van bevoegdheden beperkt de bestuurlijke vrijheid en kan leiden tot onnodige reglementswijzigingen en onvrede. Het behouden van flexibiliteit zorgt voor een efficiëntere medezeggenschap die beter is afgestemd op de specifieke situatie van het schoolbestuur.